Ben ik gek?

(deel 1 van 2)

“Ik zal toch niet gek zijn?” zit ik te mijmeren in de auto op weg naar het revalidatiecentrum. In mijn fantasie zegt de psych: “Meneer is duidelijk gestoord. Heren, brengen jullie de cliënt weg?” Drie mannen in witte pakken voeren mij weg. In een dwangbuis. Naar de kelder, één van hen grijnst. Het geluid van een wrede lach komt snel dichterbij. Ik hoor slagen, kreunen, ruik verbrand vlees en ik …schrik wakker uit mijn nare droom. Conclusie: Een beetje nerveus ben ik wel.

NPO

“Ik kom horen of jullie mij niet gek vinden?” Voor mij zit de Klinisch Psycholoog van het revalidatiecentrum. Ik gebruik het woord ‘gek’, omdat ik zo snel niet op een ander woord kan komen. Ze bespreekt de uitslag van het NPO, een neuro-psychologisch onderzoek. Zij brengt het goede nieuws eerst. “Mag ik u tutoyeren?”. Ik knik. “Jij bent heel goed in je planningsvaardigheden. Ik geloof dat nog nooit iemand foutloos en zo snel de blokjestest heeft gedaan in ons revalidatiecentrum”.

Prestatiedrang

Ik begin te stralen. Het is te kinderachtig voor woorden maar als ik een test probeer te maken komt de prestatiedrang bij mij naar boven. Ik schaam mij een beetje, maar ik moet toegeven: ik ben een streber. Dat heeft voordelen. Zonder dat was ik nooit zo ver gekomen. Maar het heeft ook nadelen. Als ik een keer op de tennisbaan verloor, was ik niet te harden. Vooral als mensen dan ook nog gingen zeggen dat ‘het maar een spelletje was’. Gelukkig werd het met de jaren minder maar het is nooit helemaal verdwenen. Af en toe steekt het de kop nog op, zoals nu dus.

Marathonsessie

Ten tijde van het NPO had ik mij één ding voorgenomen: niet opgeven, hoe vermoeid ik ook was. Dat is een deel van mijn functioneren en dat moesten ze ook maar zien en beoordelen. Het onderzoek bestond uit een ochtend- en een middagsessie van onafgebroken testen. Kortom: een marathonsessie . Ook mijn taalvaardigheid, die bij mij omgekeerd evenredig afneemt in de tijd waarin ik spreek, werd getest. Gewone mensentaal: ik kan een uur lang goedlopende zinnen maken en dan is de benzine op. Mijn hoofd is moe van het op de juiste woorden komen, het construeren van zinnen en het dan ook nog uit mijn strot krijgen. Plotseling kan ik dan niet meer op de makkelijkste woorden komen, laat staan dat ik er een fatsoenlijke zin van kan brouwen.

Betrapt

En nu kreeg ik de vermoeidheid om mijn oren: “Je reactievermogen was ’s morgens heel goed, je taalvaardigheid ook. Ook een opgave waarmee we het switchen tussen taken testten, was goed, maar plotseling had je ’s middags toch moeite met het switchen. Was je moe?” Ik zucht. Betrapt. “Ik was heel moe, ik kon wel ter plekke een dutje doen”. “Is je vermoeidheid eigenlijk niet één van de grootste problemen om goed te kunnen functioneren? Als je vermoeid bent gaat alles opeens trager, niet alleen praten. Bijvoorbeeld je hebt een oefening gedaan waar je eerst de opdracht moest lezen, iets met spelregels, en toen moest je een weg vinden in een doolhof. Als je iets aan het lezen bent, is de verwerkingstijd langer totdat je gaat handelen. Met andere woorden de snelheid van denken en doen”. Ik knik alleen maar. Dat is zo. Verdwaald in het doolhof van mijn geest. Nu officieel vastgesteld. Tja…

Wordt vervolgd

PS Ik vergeet alles wat niet in mijn mobiel staat. Gooi je mijn mobiel weg dan gooi je mijn geheugen weg. Heb jij dat ook? Als je ook wel eens wat vergeet, bijvoorbeeld het openen van mijn blog, dan kun je hem ook automatisch per e-mail ontvangen. Schrijf je hier in. Niet vergeten hè!